DE PACIFIC

Zaterdag 9 Augustus, Yap

De nachten in Yap zijn doodstil en worden slechts verstoord door een enkele krekel en ’s morgens het hanengekraai. Het geluid van verkeer is ook volkomen afwezig, hoewel ons hotel aan een drukke weg ligt. Dat komt omdat iedereen stapvoets rijdt. Niemand trekt snel op, het gaat allemaal met een sukkelgangetje. Hoewel ze rechts rijden hebben de auto’s het stuur aan de rechterkant, door import uit Japan (waar ze links rijden). Op geasfalteerde wegen is de toegestane snelheid 25 mijl en op niet verharde wegen en in de bebouwde kom 15 mijl. En niemand rijdt harder. Bij het naderen van een kruispunt stopt iedere auto en begint het voorrang geven: net zo lang wachten tot er iemand aanstalten maakt om te gaan rijden. Misschien rijden ze wel zo langzaam, opdat hun eilandje dan groter lijkt.

Bij het ontbijt worden we vergast op het lokale, Amerikaans klinkende radiostation, Radio K.U.T., altijd grapjes over gemaakt en jawel hoor, hier is ie dan” Goooood Morning Yap, this is K.U.T. radio, your friend on the island”. Om 10 uur liggen we weer in de Stille Oceaan, ditmaal helemaal buiten het rif. De boot maakt op de aangekomen plek een paar rondjes. “To make the sharks go mad” zegt Mike. Kleine bemoeial Gus springt als eerste in het water, maar twee seconden later is hij alweer aan boord geklommen. “Sharks, real sharks!”, hijgt hij “You guys are crazy, I’m gonna sue you”. Ik informeer bezorgd of Mike ook meegaat. Dat doet ie en even later zwemmen we allemaal tussen de haaien. Het zijn reef sharks, niet zo heel groot, ik schat ze op ruim een meter, maar wel met enge koppen en ik tel er zeven. Soms komen ze heel dichtbij. We blijven er een uurtje en gaan dan naar het kanaal waar de Manta’s bij wisselend tij heen en weer zwemmen. Ik zie weer een haai en ontelbare andere vissen in alle kleuren van de regenboog. Maar geen Manta’s. Het mag de pret niet drukken, want het water is heerlijk warm en we snorkelen nog wel een uur. ‘s Avonds blijkt dat we dat beter niet hadden kunnen doen, want onze ruggen zijn danig verbrand. Daar denk je niet aan als je in het water ligt. Op de boot eten we meloen en drinken chocolademelk. Mike vertelt dat hij niet van Yap is, maar van één van de “Outer Islands”, eilandjes en atollen die wel bij de staat Yap horen, maar soms honderden mijlen verderop liggen. Op “zijn” eiland wonen 1000 mensen, er is geen waterleiding of elektriciteit en niemand werkt er, behalve de onderwijzers, want een school is er wel. Er komt éénmaal per maand een boot en er is geen airstrip. De mensen op zijn eiland lummelen de hele dag, kauwen betelnoten, kweken taro en vissen. Ze bestaan dus wel degelijk: tropische eilanden waar je niks hoeft te doen. Mike droomt er van dat een watervliegtuig (voor een landingsbaan is het te klein) ooit duiktoeristen naar zijn eiland brengt, dan kan hij daar een duikshop beginnen. ’s Middags duikt Nina het internetcafé in en ga ik mee met een cultureel toertje. Dit is echt het Dominica van de Stille Oceaan. De wegen, de vegetatie, de vochtigheid, het ruikt ook hetzelfde. We lopen over een 1000 jaar oud stenen pad naar een dorpje en jawel. Blote tieten alom. De vrouwen lopen allemaal topless en voorzien ons van verse kokosnoten en vruchten, er is weef- en vlechtwerk en de mannen doen een dans. Ik raak in gesprek met een dame met hangtieten in een rieten rokje die informeert waar ik vandaan kom. Zelf heeft ze vier jaar ICT gestudeerd in de Verenigde Staten. Schijn bedriegt. Een jongen klimt als een aap in een palmboom en komt naar beneden met betelnoten, waarna we ingewijd worden in het gore ritueel van het kauwen. De noot gaat eerst in tweeën, wordt dan op een blad gelegd, vervolgens gaat er wat koraalschaafsel bij en wat lime. Sommigen doen er ook nog een halve sigaret bij en dan gaat ie als een pruim achter de kiezen. Het sap is rood en wordt in een blikje of op straat gespogen. Je krijgt er rode tanden van, het is zwaar verslavend en je krijgt er op den duur mondkanker van. “If we don’t chew, we get mad” vertelt de hoofdman van het dorp. Met zo’n pruim achter de kiezen zijn de Yapezen ook moeilijk te verstaan.

Terug in het hotel vraag ik een meisje wat echt lekker eten is op Yap en ze antwoord enigszins bedremmeld: “Turtles, but most foreigners don’t want to eat them”. Wij ook niet, dus ’s avonds eten we bij de Manta Inn maar een visje. Ik drink “Manta Gold” van de “Stone Money Brewing Company” en uit de luidsprekers klinkt de Yapese versie van “Una Paloma Blanca”. Als je zo lekker zit te bieren, moet je soms goed nadenken om je te realiseren waar je bent. We gaan vroeg naar bed, slapen nauwelijks, want om vier uur gaat de terugvlucht naar Guam.

vorige - volgende