Dinsdag 16 mei 2000 | Ulaan Baatar - Bulgan

Om negen uur staat een legergroene Toyota Landcruiser voor de deur om ons op te halen. Onze gids voor de komende twee weken heet Purev, de chauffeur Mijid. Purev is 52, opgegroeid in een door de Sovjet Unie overheerst Mongolië, was overtuigd communist, studeerde in Moskou en Leipzig en was, tot de ontbinding van de Sovjet Unie, waardoor Mongolië onafhankelijk werd, vertaler in diplomatieke dienst in Berlijn en India. Nu onderwijst hij Engels op een privé school in Ulaan Baatar. Hij is de vriendelijkheid zelve en praat honderduit. Later zal blijken dat hij, zoals alle gidsen, een vervelend mannetje is, dat likt naar boven en schopt naar beneden. Hij ontpopt zich als een zeikerd met weinig respect voor wat hij voortdurend “the local people” noemt. Bovendien is zijn Engels ook niet al te best. Mijid, de chauffeur, is een regelaar, afkomstig uit West Mongolië en dat komt later goed van pas, omdat hij vertrouwd is met de streek waar we naar toe gaan en de taal van de nomaden spreekt. Bovendien is hij een uitstekend coureur, die prijzen heeft gewonnen in diverse rally’s en ook dat zal goed van pas komen.

We moeten vandaag ca. 350 kilometer afleggen naar de stad Bulgan. Slapen doen we voorbij de stad in een tent of ger (een ronde vilten nomaden tent), want in Bulgan is geen hotel. We rijden met zo’n 100 kilometer per uur over een asfaltweg en verbazen ons weer over de uitgestrektheid van het landschap. Kilometers ver graslanden met hier en daar een kudde koeien, paarden of schapen. Nergens een hek, het land is van de staat, iedereen mag het gebruiken.

Langs de weg ligt een dode koe, er bovenop een enorme adelaar die zich te goed doet. Na zo’n 30 kilometer houdt de weg op om nooit meer terug te komen. We denken eerst nog dat er aan gewerkt wordt en dat het karrenspoor waarop we rijden tijdelijk is, maar dat is niet zo. Er blijken nauwelijks verharde wegen te zijn in Mongolië. Mijn “International travel map of Mongolia” heeft het volslagen mis. Alles wat daar als “paved road” staat aangegeven, zijn sporen en modderpoelen vol kuilen en keien of soms gewoon helemaal niks. En als het al te erg wordt gaan de auto’s, vrachtwagens, busjes, tractoren en ossenwagens naast het bestaande spoor rijden en begint er een nieuwe weg. We rijden door valleien met soms wel tien sporen naast elkaar, allemaal even erg. Mijid is er goed in kuilen te ontwijken en begint regelmatig een nieuwe weg. Hij haalt een gemiddelde van 25 tot 30 kilometer per uur, wat niemand hem nadoet. De afstand naar Bulgan, die we in zo’n vier uur dachten te doen, kost ons een hele dag. Bovendien wordt het weer slechter en het begint te regenen. De vlakte wordt één grote baggerzooi.

Een konvooi vrachtwagens met betonplaten is gestrand in de bagger. Weggezakte auto’s worden door anderen weer vlot getrokken. Het is een grote modderpoel. En Mijid scheurt maar door. Na vijf uur door elkaar geschud te zijn, eten we in de auto. Er wordt goed voor ons gezorgd. Vers brood met worstjes en kaas. Daarna weer schudden en hobbelen, terwijl de regen nooit meer ophoudt en het steeds kouder wordt, op de bergtoppen ligt sneeuw

Voorbij Bulgan besluit Purev op zoek te gaan naar een onderkomen voor de nacht, de tent opzetten in dit weer is geen doen. Een paar kilometer van de weg af is een vervallen zomerkamp waar de communistische jeugd hun vakantie doorbracht. Één gebouw staat nog redelijk overeind en is in gebruik als hotel. En er is plaats! We komen tegelijk aan met een jeep met andere gasten, die later aflossing van het personeel blijken te zijn. Wij zijn de enige gasten, wat zou iemand hier ook te zoeken hebben. Het sneeuwt een beetje als we de omgeving verkennen. We zijn blij (en het zal niet de laatste keer zijn) dat we niet in de tent slapen.

Het “hotel” heeft een biljart en een bar, maar geen verwarming. Iedereen loopt met zijn jas aan. Waar een bar is, is gezelligheid en als het er niet is, maken we het wel. We bestellen een kleine fles wodka bij drie giechelende meisjes en ik haal de digitale camera te voorschijn en maak foto’s die ik aan ze laat zien. De jassen gaan uit, ze gaan zich verkleden, de haren gaan los, er worden vriendinnen bijgehaald en de bar wordt een fotostudio. Na iedere foto wordt de camera uit mijn handen gerukt en moet er gekeken worden. Het wordt steeds gezelliger, we besluiten ons eten te laten serveren aan een tafeltje in de bar, nemen nog een flesje wodka, de muziek gaat harder. Purev, Mijid en nog wat onduidelijke figuren komen er ook bij, er wordt gebiljart, gedronken en gedanst.De barre rit is vergeten. Moe en voldaan rollen we in bed.